Verkoold Glas  -  2002                                

De vier eeuwen van een familie - 1584 - 1960

Biografische Familie kroniek 

Dit boek is tevens te vinden in de bibliotheek Kultur und Unterricht van de Oostenrijkse Ambassade in den Haag.

Mijn allereerste boek, VERKOOLD GLAS is een uitgebreide familiekroniek, een boek waar ik aanvankelijk zeer aarzelend aan begon, maar dat tenslotte eindigde als een ongekend spannend avontuur. Als een boeiende rondreis door het familieverleden dat we niet hadden willen missen. Een interessante rondreis door het oude keizerrijk Oostenrijk, het opstandige Hongarije, nazi-Duitsland, met als triest eindpunt de sluiting van kolenmijnen in het Zuid Limburgse Nederland. 

Op eigen houtje kwamen we in onze geschiedenis een heel end, tot het jaar 1724. Maar door de gelukkige omstandigheid dat een ander lid van onze stam - de zoon van de voormalige burgemeester van Innsbruck - ook stevig aan een stamboom bezig was, konden we zijn gegevens bij de onze invoegen en eindigden we met onze speurtocht tenslotte in het conciliejaar 1584. Het vertrekpunt van deze kroniek was een klein bergdorpje in het tegenwoordige Ost-Tirol

Inhoud

Dit verhaal gaat over mijn familie en begint in het midden van de zestiende eeuw als een wolhandelaar uit Ampezzo plotseling aan de Zwarte Pest sterft en zijn jonge vrouw en enige zoon onbemiddeld achterlaat. De vrouw komt bij haar omzwervingen onder de invloed van een afvallige Rooms katholieke priester en wordt om haar lutherse geloofsovertuiging in Fassa als ketter tot de brandstapel veroordeeld. Het ouderloze kind wordt tegen zijn zin in een klooster ondergebracht, dat hij als hij eenmaal oud genoeg is direct verlaat. Bij zijn rusteloos zwerven door het Dolomietengebied maakt hij kennis met een vrouw, krijgt met haar een zoon en lijkt als houthakker zijn rust gevonden te hebben. Dan slaat het noodlot echter toe en beide ouders worden bedolven onder een lawine. Ze vinden hierbij de dood. Hun zoon vindt liefdevol onderdak op de boerderij van zijn voogd. Daar blijft hij tot hij zijn lot in eigen hand neemt en de wijde wereld intrekt.                

 

Als hij na jaren niet onbemiddeld naar huis terugkeert, wordt hij tot zijn eigen verwondering, daar bergboer. Hij trouwt met een jonge dorpsgenoot en sticht een gezin. Een van zijn zonen - voor hem is op de ouderlijke boerderij geen plaats - gaat naar de nabij gelegen grotere stad en leert daar het schoenmakersvak. Hij kan in de stad niet echt wennen en keert na jaren met zijn diploma op zak naar zijn dorp terug. Naast schoenmaker oefent hij daar ook de eervolle taak van kerkelijke ‘Vorbeter’ uit. Hij trouwt na het overlijden van zijn eerste vrouw een tweede maal en krijgt in totaal 13 kinderen, maar alleen zijn jongste zoon is voor het verdere verloop van dit verhaal van belang. Die heeft het avontuurlijke bloed van zijn grootvader geërfd. Hij loopt op zestien jarige leeftijd van huis weg en komt na vele min of meer mislukte avonturen met zijn vrouw als glazenmaker in Klagenfurt terecht. Zowel zijn zoon als ook zijn kleinzoon kiest later voor dit beroep.

Deze laatst genoemde vertrekt op het einde van de zeventiende eeuw naar een klein plaatsje dat in het Hongaarse grensgebied ligt.

 

Hier, in dit kleine Lajtha Ujfalu neemt hij de weduwe van een overleden vakgenoot tot vrouw en oefent daar jarenlang het glazenmakervak uit. Zijn enige zoon neemt na het plotselinge overlijden van zijn vader, het glasbedrijf over maar die voelt zich daar - omdat hij enkele jaren aan het bruisende leven in het grote Wenen heeft geroken - niet echt wel bij.

 

Hij trouwt met een boerendochter, krijgt een zoon en hij sterft in het onrustige revolutiejaar 1848 ongewild als een vaderlandsgezinde patriot, maar omdat zijn weduwe niet alleen van de eeuwige roem kan leven, verlaat zijn enige zoon het glazenmakervak dat de familie al meer dan anderhalve eeuw ononderbroken heeft uitgeoefend en gaat al op zeer jonge leeftijd werken in de plaatselijke bruinkoolmijn. Daar werkt hij ruim veertig jaar en hij zal daar dan ook op het einde van de negentiende eeuw bij een mijnongeluk zijn leven laten. Een van zijn vijf zonen trouwt met een ambitieus meisje uit Sankt Pölten en met haar krijgt hij vijf kinderen. Deze familie verlaat, na enige tijd in Wenen gewoond te hebben, hun land en vestigt zich in het industriële Duitse Ruhrgebied. Daar maakt het de honger en andere verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog mee en het gezin keert na de chaos van de inflatiejaren en de opkomst van het fascisme teleurgesteld naar hun vaderland terug.

 

In het tweede deel van dit boek gaan de vijf kinderen uit dit Oostenrijkse gezin - twee meisjes en drie jongens - naar het rijke Nederland waar ze na een relatief rustige periode een zeker bestaan opbouwen.Dan volgen eerst de magere crisisjaren en dan opnieuw de verschrikkingen van een meedogenloze oorlog, die ze meemaken. Helemaal zonder schrammen en builen komt de familie niet door deze donkere tijd.

 

Na de oorlogsjaren volgen dan nog de ‘wilde’ Bevrijdingsdagen met zijn schijnbaar verworven vrijheden en tenslotte de maatschappelijke en sociale perikelen uit de nieuwste, moderne tijd.